BEN-talk

Breembos

Architect: Netwerk Architecten Vlaanderen

03-12-2019

“We zijn een jong Leuvens architectenbureau dat ervoor kiest om vooral in het Leuvense te opereren. Zo kunnen we onze werven goed opvolgen. De bouwgrond hier is zeer schaars en duur. Daardoor nemen we grotendeels verbouwopdrachten aan.”

 

Energiezuinig bouwen is niets nieuws onder de zon voor deze twee jonge, gepassioneerde architectuurwolven met een gedeeld gevoel voor ruimtelijkheid, eigenzinnigheid, sfeer, duurzaamheid en detaillering. “Na ruim 15 jaar strenger wordende eisen en een snel naderend 2021 (wanneer de BEN-norm verplicht wordt, nvdr), zou ons inziens élk architectenbureau vandaag gespecialiseerd moeten zijn in energiezuinig bouwen. De grotere uitdaging ligt eerder in het vrijwaren van ruimtelijkheid, woonkwaliteit, mooie detailleringen, materiaalgebruik, huiselijkheid,… binnen deze energiezuinige context.”

 

 

Als architectenbureau hebben jullie zich vooral toegelegd op renoveren. Doet BEN-bouwen volgens jullie ook in renovatie zijn intrede?

“Hier in Leuven werken we in een context waar bouwheren veel geld betalen voor de aankoop van een bestaande, te renoveren woning. Wonen in een stad kan vele voordelen bieden (zowel voor de bewoner als maatschappelijk) maar heeft ook een stevig prijskaartje. De waarde die op de woningen gekleefd wordt, wordt meer bepaald door de locatie dan door de bouwfysische toestand van de woningen zelf. Dat zorgt ervoor dat het overblijvende budget vaak relatief beperkt is en dat er duidelijke keuzes gemaakt moeten worden. Ons aanvoelen is dat de meeste bouwheren al goed op de hoogte zijn van het EPB-verhaal. Ze zijn meestal al voor ze ons contacteren overtuigd van de noodzaak om ingrijpend energetisch te verbouwen. Daarnaast zien we echter ook dat diezelfde bouwheren een stevig verlanglijstje hebben qua inrichting van hun woning, gesterkt door sexy, maar dure Pinterest-beelden. We proberen steeds aan beide verzuchtingen tegemoet te komen. Een energiezuinige doos maakt immers nog geen huis.

 

Om naar een BEN-standaard bij verbouwingen te gaan, dienen de woningen praktisch volledig gestript te worden terwijl er dan nog behoorlijk wat bouwknopen overblijven die we niet even performant krijgen als bij een nieuwbouwwoning. Bouwheren betalen jammer genoeg 3 keer: voor de aankoop van een woning, voor het strippen van een groot gedeelte van die woning en dan nog eens voor het opnieuw opbouwen. Slopen en heropbouwen zou vanuit het EPB-verhaal vaak een betere keuze zijn, maar ondanks de financiële tegemoetkomingen die hiervoor bestaan, is dit zelden een optie voor de meeste bouwheren.

Bij ingrijpende energetische renovaties halen we meestal E-peilen van E60 of lager waarbij we toch creatief met ruimtelijkheid en toffe materialen kunnen omgaan.”

 

 

Werd voorafgaand aan dit project een BEN-woning als ambitieniveau vastgelegd of is dit gegroeid tijdens het ontwerpproces?

“Tijdens het allereerste verkennende gesprek met de bouwheer werd de ambitie om BEN te bouwen al snel duidelijk. Er werd nog even afgetoetst of een passiefwoning tot de mogelijkheden behoorde, maar deze piste hebben we snel opnieuw verlaten. De meerkost van een passiefwoning strookte niet met het beschikbare budget, het gewenste bouwprogramma en de gevraagde graad van afwerking. De bouwheer verlangde immers een nieuwbouwwoning die helemaal afgewerkt kon worden en waar hij zich van dag één thuis  in kon voelen.”

 

 

Werd deze ambitiekeuze bepalend voor het ontwerpproces?

”Naast de sterke BEN-ambitie was er op het eerste moodboard dat we de bouwheer lieten maken, ook aandacht voor - uiteraard - het bouwprogramma, ruimtelijkheid in de woning, interieursfeerbeelden, materiaalgebruik en een lichte voorkeur naar de typologie van een archetypisch ‘kleuterhuis’.

De bouwzone biedt tevens een fantastisch uitzicht op de vallei van een achterliggend natuurgebied. Wat de grootste troef van het perceel is, werd al snel ook de grootste uitdaging. Ons eerste voorontwerp bestond dan ook uit een Y-vorm waarbij alle ruimtes, ook die aan de straatkant, zicht hadden op de achterliggende vallei. De minder goede compactheid die deze vorm met zich mee bracht, viel te compenseren door kleiner te bouwen, meubilair op maat te laten maken en ruimtes in elkaar te laten overvloeien. Na lang overwegen was voor de bouwheer de grotere vloeroppervlakte toch de doorwegende factor om terug te keren naar het eerste idee van een kleuterhuis.”

“We kozen voor een archetypische, heldere en compacte vorm met een grote vide die de drie niveaus zowel ruimtelijk als visueel met elkaar verbindt. Hierdoor ontstond er speelsheid, ruimtelijkheid, interne én externe zichtlijnen en konden we het licht ver in de woning laten doordringen. De bruikbare vloeroppervlakte die we hiermee opgaven is gecompenseerd door iets groter te bouwen. De voorgevel en zijgevels hielden we wat meer gesloten zodat we achteraan op het westen grote raampartijen konden maken met zicht op het achterliggende glooiende landschap. Een hoog raam op het zuiden geeft doorheen de woning zicht op de boomkruinen van de linkerbuur zonder de privacy in het gedrang te brengen. De hoge bomen zorgen dan weer voor wat natuurlijke beschaduwing in de zomer. We kozen er samen met de bouwheer voor om geen zonneschermen op de achterste ramen te plaatsen om de fijnheid van het buitenschrijnwerk te behouden. In de plaats daarvan voorzien we een luifel over het terras. Doordat we vanaf het begin wisten dat we ons naar de achterliggende vallei zouden richten met grote raampartijen op het westen, hielden we van meet af aan rekening met oververhitting. Om die te beperken kozen we ervoor om gebruik te maken van de thermische inertie van klassiek massief in plaats van een houtskeletbouw.”

 

 

Zijn er naast het energieverhaal nog andere opmerkelijke elementen binnen het project?

“Het project zou één van de laatste opvullingen zijn van het bouwlint aan vrijstaande woningen in de straat. Door de woning half in te graven, waardoor er aan de straatzijde een bouwlaag minder zichtbaar is, probeerden we de impact van de nieuwe bebouwing op de omgeving zo beperkt mogelijk te houden. Het gedeelte dat boven de grond uitsteekt hebben we minder lang gemaakt dan het ingegraven gedeelte, zodat een breder zicht behouden blijft op de groene vallei. Hier creëerden we een fijne, open stalen structuur die als car- en bikeport dienstdoet. Op die manier bundelden we alles in één volume, zonder een wirwar aan bijgebouwen aan te moedigen. We plaatsten grote raamgehelen tegenover elkaar in de voor- en achtergevel zodat bezoekers vanuit de voortuin al doorheen de grote vide naar het natuurgebied kunnen kijken.

Een groot gedeelte van de vloeren is afgewerkt met gepolierde beton en de wanden van het ingegraven gedeelte zijn, net als de plafonds, in plankjesbeton voorzien. We maakten samen met de bouwheer een materialenkaart voor binnen en buiten. Buiten kozen we voor een samenspel tussen zichtbeton, roestkleurige natuurleien en bruin buitenschrijnwerk. Binnenin komt het zichtbeton terug in enkele wanden en plafonds. Voor de vloeren combineerden we okerkleurige gepolierde beton met parket in een speciaal motief. Dit parket drapeert zich, samen met een balustrade in blank staal, rondom de trappen en de grote vide. We voegden daarnaast wat speelsere elementen toe, zoals koraalrode tegels in de badkamers.”

 

 

Werd er vooral aandacht besteed aan de buitenschil of kregen ook de technieken een belangrijke plaats binnen het concept?

“Uiteraard dienen we steeds met beide rekening te houden. De basisfilosofie blijft om eerst de vraag naar energie te beperken door de woning goed te isoleren en die vraag dan in te vullen met duurzame technieken.”

 

“In de keuze voor het isolatiemateriaal vertrouwde de bouwheer op ons om een goede balans te vinden tussen isolatiewaardes, isolatiediktes, de fijnheid van raamprofielen,… en het kostenplaatje. De wanden en vloeren werden geïsoleerd met PUR-isolatie wegens de beperktere isolatiedikte. Het zadeldak werd opgebouwd met FJI-spanten en ingeblazen met cellulose. Zowel de gevels als het zadeldak werden afgewerkt met een huid van genuanceerde natuurleien.”

 

“De keuze voor een ventilatiesysteem D met warmteterugwinning bleek een evidentie. Bij verbouwingen is er vaker discussie over het al dan niet kiezen voor dit systeem omwille van het moeilijker kunnen wegwerken van alle leidingen. Daarbij komen, naast de hogere directe investeringskost, ook onrechtstreekse meerkosten kijken zoals verlaagde plafonds en voorzetwanden. Bij deze nieuwbouwwoning konden we hier echter van in het begin rekening mee houden via technische schachten en het inbouwen van de kanalen in de vloerdiktes.”

 

“Voor de warmteopwekking van de centrale verwarming met vloerverwarming en het sanitaire water werd gekozen voor een grondwater-warmtepomp met 3 aardsonden van 79 meter diep met passieve koeling. Deze oplossing blijft duurder dan een lucht-waterwarmtepomp maar heeft wel een beter rendement doorheen de seizoenen. De COP-factor van lucht-waterwarmtepompen is weliswaar de voorbije jaren verbeterd, maar toch geloven we meer in water-wateroplossingen indien het terrein en het budget het toelaten. De sterke helling van het terrein maakte de diepteboringen wat lastiger om uit te voeren, maar hebben noch de bouwheer noch onszelf doen twijfelen aan onze keuze."

 

"Een warmtepomp plaatsen betekent meestal ook automatisch het voorzien van PV-panelen, willen de bewoners zich niet blauw betalen aan elektriciteit. Dat was voor dit project niet anders. De prijs van elektriciteit blijft immers een volatiel gegeven, afhankelijk van politieke beslissingen en het gevoerde beleid.”

 

 

Waar zitten in dit project de grootste energieverliezen?

“Het feit dat de woning half ingegraven in het landschap ligt zorgt er enerzijds voor dat het verliesoppervlak naar de buitenlucht beperkt wordt. Anderzijds zorgt dit ook voor bouwknopen die we niet helemaal konden oplossen zoals de aansluiting van de betonnen opgaande wand met de funderingsplaat van de onderste verdieping. Hier gingen we van het principe uit dat de “mindere” bouwknoop geen rechtstreekse hinder mocht opleveren voor de bouwheer (condensatie, waterinsijpeling, …) en we elders compenseerden in energiehuishouding.”

 

 

Voldeed het uiteindelijk EPB-resultaat aan het ambitieniveau?

“De woning werd nog maar recent opgeleverd waardoor de eindberekening nog dient te gebeuren, maar naar alle verwachtingen zullen we het beter doen dan de startambitie. De luchtdichtheidstest blijft natuurlijk altijd een dubbeltje op zijn kant, maar we hebben er alle vertrouwen in dat deze het beoogde E-peil niet negatief zal beïnvloeden.”

 

 

Werden er tijdens het ontwerp EPB-simulaties uitgevoerd om tot een beter E-peil te komen?

"Er werden wel simulaties uitgevoerd om tot een goede mix te komen van type warmtepomp, aantal PV-panelen, luchtdichtheidsambitie en zonnewering. Hierin heeft de wil van de bouwheer om lager te zitten dan E20 wel een duidelijke rol gespeeld om knopen door te hakken.”

 

 

Werden deze EPB-simulaties door jullie eigen architectenbureau uitgevoerd?

“Hoe je het ook draait of keert, als architect ben je meer en meer bezig met administratie, vergaderen, coördineren, ‘regelen’, hoeveelheden tellen, … en blijft er minder tijd over voor het creatieve gedeelte (in de enge zin van het woord). Hoewel we de voordelen inzien van het intern houden van de EPB-verslaggeving, zien we er ons in alle eerlijkheid dus liever niet nog een ‘administratieve’ taak bijnemen. We hebben wel de opleiding van EPB-verslaggever gevolgd om de opgedane kennis vanaf de voorontwerpfase al in te zetten, maar besteden de verslaggeving altijd uit aan studiebureaus.”

 

 

Vanaf 2018 werd het S-peil geïntroduceerd. Denkt u dat u met dit project voor andere uitdagingen had gestaan indien een S-peil vereist was?

“Voor dit project zouden vooral de vide en de grote raamopeningen op het zuid-westen zorgenkindjes geweest zijn.

 

We denken dat er met de introductie van het S-peil voor een stuk een meerkost in duurdere materialen en technieken zou zijn veroorzaakt, maar een belangrijkere factor zal de toenemende complexiteit en duurtijd van werven zijn waarbij iedereen doordrongen moet zijn van hoe belangrijk (luchtdichte) bouwdetails zijn: architect, bouwheer, projectleiders én elke bouwvakker die op de werf passeert. Hoe complexer bouwen wordt, hoe moeilijker het ook wordt om bepaalde werken door de bouwheer zelf te laten uitvoeren en in fases te kunnen werken.”

 

 

Hoe staat u tegenover het strenger wordende S-peil in 2021?

“De doelstellingen van het S-peil an sich zijn logisch en kunnen we zeker onderschrijven. Twee belangrijke bemerkingen hierbij. Ten eerste is een constructie ontwerpen en bouwen volgens het strengere S-peil op zich niet moeilijk. Even kort door de bocht: een compacte kubusvorm op een vlak terrein, dikke isolatie plaatsen, weinig maar gerichte glasoppervlakken voorzien, performante technieken plaatsen en klaar. Een woning is echter zo veel meer dan louter een constructie. We moeten er voor opletten om geen generische bunkers te ontwerpen die weliswaar weinig verbruiken maar niet voldoende woonkwaliteit bieden. Een woning, hoe energiezuinig ook, is pas duurzaam als die er binnen x-aantal jaar nog staat en bewoond wordt. Strengere regelgeving mag en zorgt voor een positieve evolutie in de bouwfysica van de gebouwde omgeving. Architecten, bouwheren, producenten, … passen zich wel aan en komen met creatieve oplossingen en innovaties. De slinger mag echter niet zo ver doorslaan dat de EPB-regelgeving zo stringent wordt dat andere factoren die van een constructie een (t)huis maken beknot worden.

We moeten er daarnaast voor zorgen zijn dat de gemiddelde (ver)bouwer ook nog kan volgen. Hij of zij is immers degene die dit alles moet betalen. Laten we een kat een kat noemen: woonkwaliteitsvol bouwen is de laatste jaren echt duur geworden. Is het niet door stijgende grondstofprijzen of de grote vraag naar schaarser wordende aannemers, dan wel door de huidige complexiteit en duurtijd van bouwen tout court. Daar komen de meerkosten van energiezuinig bouwen nog eens bovenop. Op lange termijn verdient energiezuinig bouwen zichzelf weliswaar terug. Premies en andere fiscale voordelen helpen hier een stuk bij maar kunnen het gat op korte termijn voor de gemiddelde bouwheer niet volledig vullen. Het blijft een forse investering. We mogen geen elite creëren die zich nieuwbouwen wél kan veroorloven en een andere groep die dat niet meer kan. Het gevaar bestaat dan dat bouwheren nog meer naar het verbouwen van oude woningen gaan grijpen. Verbouwers kunnen immers gefaseerd werken en moeten geen streng S-peil halen, waardoor ze kosten kunnen besparen. Resultaat: wat een nieuwe BEN-woning had kunnen zijn, is nu een oude woning die weliswaar ingrijpend energetisch gerenoveerd wordt, maar niet eens het E-peil van een nieuwbouwwoning van pakweg tien jaar geleden kan halen.”


Terug naar overzicht